zaterdag 4 april 2015

3-4 april 1945: De slag om het Twentekanaal

Al op Eerste Paasdag (1 april) kwamen Britse verkenners tot aan het Twentekanaal bij Delden. Zij werden zwaar onder vuur genomen door de Duitsers aan de overzijde van het kanaal. De 4e Tankdivisie van het Eerste Canadese Leger kreeg tot taak het karwei te klaren. Op drie plekken probeerden de Canadezen het kanaal over te steken. Bij Almen (waar op 2 april een klein bruggehoofd was gevormd), Goor en Delden. Aan de overzijde hadden zich Duitse Fallschirmjäger ingegraven. Op 3 april aan het eind van de middag begon de Canadese aanval bij Delden ter hoogte van de sluis in Wiene waar het kanaal het smalst is. Met boten werd geprobeerd op verschillende plekken het kanaal over te steken. De tegenstand van de jeugdige Herman Goering Divisie was hevig en aan beide zijden moesten flinke verliezen worden geïncasseerd. Canadese soldaten die de overkant hadden bereikt raakten ingesloten en moesten eigen artillerie vuur trotseren.
In de nacht van 3 op 4 april barstte de hel los rond het Twentekanaal bij Wiene. Ten koste van zware verliezen en dankzij staaltjes van heldenmoed werd een bruggehoofd gevormd en een Bailey-brug geslagen over het kanaal. In de ochtenduren trokken de uitgeputte soldaten Delden binnen. De Duitsers hadden zich teruggetrokken achter de zijtak van het Twentekanaal. De weg via Bornerbroek naar Almelo lag open.


Ooggetuigeverslag: Oorlog op de Vossenbrink
De volgende morgen, paaszondag, moest ik met mijn vader naar de kerk. We hadden niet gehoord van de mensen uit de vroegmis, dat de pastoor had gezegd dat de mensen van over het kanaal maar naar huis moesten gaan omdat de Duitsers de brug wilden laten springen.
We liepen ongeveer bij W. Schneider voor de deur toen de grond dreunde onder onze voeten. "Dat was de brug", zei mijn vader en we liepen door naar de kerk.
Pasen werd met gemengde gevoelens beleefd. Die avond besloten mijn ouders met het gezin niet meer naar het kippenhok te verhuizen, maar naar de kelder van Ficker en Wap te gaan. Dit was een vrij grote kelder en men had stro op de vloer gemaakt zodat het nog wat aangenamer was. De kelder was vrij vol omdat de hele buurt het zelfde idee had gekregen.
Op een gegeven moment raakte het stro in de brand. Dit werd wel gauw geblust, doch wij voelden ons niet meer op ons gemak.
De volgende dag merkten we dat de Duitsers boerderij "De Pol" in brand hadden gestoken. Het gebouw was totaal afgebrand. De explosie van de brug had veel glasschade veroorzaakt. De winkelruit van mijn oom was ook gesneuveld. Dit hebben ze toen maar met planken dichtgespijkerd en dat is tot ver na het eind van de oorlog zo gebleven omdat er nergens aan zulk groot glas te komen was. Bij het zwembad lag een stuk ijzer van de brug dat met drie man nog niet te tillen was.
We hoorden die dag, Paasmaandag, dat de Canadezen al aan de overkant van het kanaal waren en dat de Duitsers een tank in brand hadden geschoten. We merkten dat de Duitsers erg bang en zenuwachtig waren. Er was een jonge soldaat die huilde en zei dat hij naar zijn moeder wou. We zeiden hem dat hij weg zou kruipen tot het voorbij was, maar dat durfde hij niet. Later toen de Canadezen over het kanaal waren zag ik hem dood liggen, ongeveer bij Eelderink in de berm. De officieren schreeuwden met de jonge soldaten om het gezag er in te houden. Tevens deelden ze jenever uit. Ze waren vrijwel allemaal dronken.
Omdat het zo'n drukte was in de kelder bij Ficker en Wap besloten mijn ouders bij mijn oom in de kelder de nacht door te brengen. Er werd eigenlijk nog overlegd en mijn vader was nog bezig met het voeren van het vee, toen het offensief begon. De hevigheid was zo groot en zo plotseling dat iedereen gehaast de kelder in vluchtte. De kogels en granaten vlogen in het rond. Het schuurtje van de boerderij naast de winkel van mijn oom kreeg een voltreffer en vloog in brand. Ook achter het huis op het terrein van Ficker en Wap kreeg een schuurtje, dat vlak bij ons kippenhok stond, een voltreffer en zat vol met granaatscherven. Dat was vrij dicht bij "onze bunker" het kippenhok. We zaten met 18 personen in de kelder maar niemand durfde ook maar naar buiten te kijken. Alle deuren stonden open en ineens midden tussen de beschietingen kwamen 3 kinderen door de keuken rennen en vervolgens doken ze zo bij ons in de kelder. Toen er nog geen spoor van een vuurgevecht was zijn ze samen naar de boerderij van Ten Brinke gelopen om melk te halen. Ook zij werden verrast door het plotselinge offensief. Eerst zijn ze in de kelder van onze buren ter Borg gekropen, doch het huis bleek vol met Duitsers te zitten. Gelukkig gingen ze naar buiten om zich te verdedigen. Toen ze er een tijdje hadden gezeten sloeg er een granaat in vlak bij het kelderraam. Ze voelden zich niet veilig meer en zijn toen onder het oorlogsvuur richting de kelder waar wij zaten gevlucht. Ze zijn daar tot de bevrijding gebleven.
Tegen het ochtendgloren werd het rustig en we hoorden buiten stemmen. Eerst zijn de oudsten voorzichtig naar buiten gegaan. Ze kwamen snel terug en riepen "we zijn bevrijd". Toen we buiten kwamen zag ik de eerste Canadezen. Ze kwamen van de kanaaldijk aflopen.
(Uit: Op de bres. Uitgave Stichting Behoud Delden. 1995, nr. 3)

Foto: Duitse soldaten hadden een groot gat gemaakt in de brug van de sluis in Wiene, ontdekken Engelse verkenners. Twee pelotons proberen daarna de sluizen te veroveren. Maar ze moeten zich terugtrekken na zware verliezen. (Bron: marceltettero.nl)

Zie ook: De slag om de Sluis bij Wiene

Zie ook: Herman Goringdivisie vertraagt opmars bij Delden

Zie ook: De bevrijding van Overijssel

Geen opmerkingen: