dinsdag 27 juli 2010

Overijsselaars op reis (15): De Rusluie achterna (2)

De Rusluie waren Vriezenveense handelslieden, die regelmatig per karos (huifkar) met o.a. linnen naar St. Petersburg trokken. Eind achttiende eeuw begon men zich daar te vestigen en ontstond er een Vriezenveense kolonie in St. Petersburg met een eigen kerk.
Het verhaal van de Rusluie inspireerde de afgelopen tientallen jaren verschillende personen om de route die destijds werd gevolgd naar St. Petersburg nogmaals af te leggen.
Tenminste drie keer werd het verslag van de reis gepubliceerd. Hieronder het verslag van een reis in 1992.



Nadat in 1966 vijf Utrechtse studenten de route van de Rusluie per tractor en huifkar aflegden, werd in 1992 deze rit voor de tweede keer georganiseerd. Volgens de deelnemers traden zij in tegenstelling tot de studenten écht in het spoor van de Rusluie, om twee redenen: door hen werd precies de route gereden die Jacob Kruys in 1826 beschreven had en bovendien reisden zij, net als de Rusluie, met koets en paarden. Wel reisde in hun kielzog een grote vrachtwagen mee, met plek voor de paarden en voor de koets (op de terugreis), met allerhande gereedschap, lasapparatuur, bromfiets, koelkast en diepvriezer. Daarnaast had men beschikking over een pc en communicatieapparatuur.
Vonden de reizigers per paard en koets dat de studenten zich gediskwalificeerd hadden door af en toe sterk van de route af te wijken (wat hadden ze in Moskou te zoeken?) en door met een tractor te reizen, eigenlijk riekt het gebruik van de vrachtwagen ook naar diskwalificatie. Toch waren er redenen die het gebruik van de vrachtwagen rechtvaardigden. Met een handvol paarden was het onmogelijk in aanvaardbare tijd de afstand tot St. Petersburg te overbruggen. De toenmalige Rusluie verversten hun paarden om de ca. 40 kilometer. Totaal verbruikten zij 130 paarden. De posthuizen, annex eet- en slaapgelegenheden en paardenruilstations waren er niet meer anno 1992, hoewel nog menigmaal etablissementen (‘Am Post’) of wegen herinnerden aan de oude postroute. De vrachtwagen diende onder meer als paardentrailer. Zo konden telkens twee paarden de koets trekken en werden drie paarden in de wacht gezet.



De deelnemers aan de tocht waren drie Koets’n Keerls (lid van de gelijknamige vereniging van liefhebbers van paarden en koetsen) en een vrachtwagenchauffeur/journalist – een opmerkelijke combinatie, die de reportages over de reis schreef voor het Dagblad Tubantia en ook de schrijver is van het boek In draf naar Petersburg. Twee van de drie koetsiers zaten afwisselend op de bok, de ander nam plaats in de vrachtwagen. De vrachtwagen reed meestal een stuk vooruit en wachtte de koets op een geschikte plek op om paarden te wisselen of om de nacht door te brengen.

Net als tijdens de tocht van de studenten in 1966 worden de reizigers in Oost-Duitsland gewaarschuwd voor Polen. Beide keren blijkt het ten onrechte te zijn: de Poolse wegen zijn beter, de inwoners zeer gastvrij. Die gastvrijheid is er overigens op de gehele route. Het is soms genant om mee te maken hoe mensen, die het zelf bepaald niet breed hebben, uitpakken om het de reizigers naar de zin te maken. ‘We gaan gebukt onder het fluwelen juk van gastvrijheid’, aldus Dirk Willem Rosie, de auteur van het boek.
Het obstakel Kaliningrad – de Russische enclave – wordt genomen. De grenswachten zijn te verbouwereerd vanwege het vreemde bezoek, en in tegenstelling tot wat iedereen voorspeld had, mag de grens gepasseerd worden, zodat het doel, het afleggen van precies de route van Jacob Kruys in 1826, gehaald kan worden.
In de Baltische Staten valt de anti-Russische sfeer op, het juk is nog maar net afgeschud. Litouwen blijkt veel welvarender dan Letland, waar op het platteland de tijd zestig jaar stil lijkt te hebben gestaan. In dit land komen ze nog een vervallen posthuis met stallen tegen dat er in 1826 ook al stond.

Al is de eindbestemming St. Petersburg, een eerste grootse ontvangst wacht de koetsenkeerls in Lomonosov, 40 km westelijk van St. Petersburg gelegen, waar het paleizencomplex Oranienbaum, vroeger keizerlijke residentie, te bezichtigen is. Met deze stad zal Vriezenveen een jumelage aangaan. De pas door Boris Jeltsin persoonlijk aangestelde burgemeester Krylov, zeer geïnteresseerd in handelscontacten met het westen, is de baas van de stad en dat laat hij merken. Hij geeft zijn ambtenaren opdracht het de gasten aan niets te laten ontbreken. Allerlei bijeenkomsten worden georganiseerd, waarbij Krylov uiteraard nadrukkelijk aanwezig is. Ook later die week in St. Petersburg, het einddoel van de reis, worden de koetsiers uitbundig ingehaald, zelfs een Russische televisieploeg is uitgerukt. Een barok openluchtspel wordt speciaal voor de gasten opgevoerd. Dit laatste was wederom een initiatief van Krylov, die officieel overigens niet alleen de baas is in de stad. De voorzitter van de gemeenteraad heeft ook wat te zeggen. Wanneer deze een cadeau ontvangt wordt Krylov afgunstig. Uiteindelijk komt alles goed, ook met de jumelage: Krylov kan niet begrijpen dat de Vriezenveense burgemeester een en ander nog met de gemeenteraad moet bespreken, wanneer zijn Russische ambtsgenoot tijdens een gala-diner een in het Russisch opgestelde concept-overeenkomst ter ondertekening voorlegt, maar uiteindelijk accepteert hij een tegenbezoek aan Vriezenveen.

Het moeilijkste gedeelte van de route bleken achteraf niet de slechte wegen te zijn maar de passage van Berlijn met koets en vrachtwagen over de Kurfürstendamm.



In draf naar Petersburg is in enkele Overijsselse bibliotheken te leen.

De volgende keer over dezelfde tocht in omgekeerde volgorde per fiets afgelegd.

Geen opmerkingen: