zondag 29 november 2009

250 blogposts



Op 9 april 2008 begon ik dit weblog met de onmogelijke naam als een probeersel vanuit de cursus 23 dingen. Op 24 oktober 2008 ging ik officieel van start, d.w.z. er ging een persbericht uit - en dat werd in een aantal kranten ook nog geplaatst - en het weblog kreeg de look van de OBD. Met gemiddeld zo’n vier blogposts in de week, zit ik nu op 250 blogposts, een mooie aanleiding voor een terugblik.

Bloggen kost tijd
Bloggen kost tijd – vooral vrije tijd. Soms ben ik snel klaar met een blogpost: ik vind een bericht via Bloglines of Google Alerts over een onderwerp dat ook past op mijn blog. Ik zoek nog wat meer informatie en maakt er een blogpost van. Maar er zijn ook blogposts die je eigenlijk beter ‘projecten’ kunt noemen, althans zo komt het op mij over. Ik ben soms dagenlang tussen de bedrijven door met een onderwerp bezig – ik zoek, lees en verzamel – en uiteindelijk schrijf ik een samenvatting van wat ik gevonden heb. Een duidelijk voorbeeld is de rubriek Overijsselaars op reis.
Bij dit soort onderwerpen is inspiratie onontbeerlijk en die inspiratie is er niet altijd op commando tijdens kantoortijden, wanneer je aan je bureau zit – vandaar dat bloggen vaak vrije tijdswerk is. Helemaal niet erg – al heb ik soms de neiging het bijltje erbij neer te gooien en afstand te nemen: daar zijn dan de vakanties voor.

Reacties
Ik ontvang weinig reacties op mijn blog. Dit klinkt alsof ik dat een beetje sneu vind voor mezelf. Maar ik ontvang meer e-mails naar aanleiding van mijn blogposts dan reacties op het weblog zelf. Dat zou kunnen liggen aan de doelgroep van mijn blog. Ik ben geen biblioblogger, geen archief- erfgoed- of geschiedenisblogger, nee ik ben een Overijssel-blogger die schrijft over Overijssel in samenhang met boeken, geschiedenis, evenementen etc. Wat dat betreft ken ik geen collega-bloggers. Veel bloggers ontvangen reacties van collega’s en vakgenoten. De personen die mijn blog volgen zijn grotendeels onbekenden. Waarschijnlijk reageren zij liever niet openlijk op het weblog, want niet iedereen wil ten eeuwigen dage op internet teruggegoogled kunnen worden. Per e-mail kun je persoonlijk reageren zonder dat iedereen het leest.

Bezoekers
Nog steeds is er een stijgende lijn te bespeuren – een half jaar geleden bezochten gemiddeld ruim 30 personen dit weblog, momenteel zijn er gemiddeld circa 50 unieke bezoekers per dag. Of dat veel of weinig is weet ik niet. Onze Bekende Bloggers krijgen veel meer bezoek, maar voor een blog met beperkingen qua onderwerpen en doelgroep, valt het aantal me niet tegen.

Meest bezochte blogposts
Je kunt verschil maken tussen blogposts die in korte tijd veel bezocht worden en blogposts die blijvend bezoekers genereren.
Tot de eerste categorie behoort Paasvuren in Overijssel die in een paar dagen tijd 866 keer werd bezocht en Festivals en evenementen in Overijssel zomer 2009 met 370 bezoekers in twee maanden. Voor beide blogposts heb ik veel informatie bij elkaar geveegd en gelukkig wordt dat vele werk dan beloond.

Interessanter zijn de blogposts die maand na maand meer dan 20 keer ‘gevonden’ worden. Hier de top 5:
200 jaar Dedemsvaart
Een bijzonder initiatief: Wiki over Tilburgers geboren in 1809
De mooiste plekken van Salland
Beeldbanken en fotoarchieven
Oude telefoongidsen en adresboeken

Website Canon van Overijssel van start: primeur voor Nieuwleusen



De website Canon van Overijssel bouwt verder op de Canon van Nederland, zoals deze op website entoennu.nl gepresenteerd wordt. Entoennu.nl werd al eens uitgeroepen tot de beste historische themawebsite van Nederland.

Eerder al zijn her en der door particulieren, instellingen en zelfs een krant (De Stentor) canons gepubliceerd. Deze kunnen nu beschouwd worden als vingeroefeningen voor de ‘officiële’ canons van Overijsselse gemeenten, regio’s en de provincie Overijssel.

De IJsselacademie in Kampen, kenniscentrum voor regionale geschiedenis, is de motor achter het canonproject. Zij kregen begin dit jaar de opdracht van de provincie Overijssel om in samenwerking met onder meer historische verenigingen en oudheidkamers de locale canons samen te stellen en op de website te plaatsen, zodat de canons ook onderling te vergelijken zijn. Bovendien vormt de website een belangrijk hulpmiddel voor het onderwijs waar de canon vanaf volgend jaar in de lessen wordt opgenomen.

De canons van Sallandse gemeenten en van die uit Noordwest-Overijssel worden als eerste op de website gezet, in Twente is men inmiddels begonnen met de voorbereidingen. In 2011 moet de website af zijn. De Zwolse canon is klaar, maar werd dit jaar in boekvorm uitgegeven en daar moeten wellicht eerst nog exemplaren van verkocht worden.
De eer van het plaatsen van de eerste canon op de website gaat naar Nieuwleusen. Een canon mag maximaal vijftig vensters bevatten. Nieuwleusen wil zich terecht niet op één lijn stellen met de grote steden en houdt het op twintig vensters.

donderdag 26 november 2009

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (6): Kaarten en atlassen

Wat betreft historische kaarten bezit de OBD circa 150 kaarten van Overijssel en in het bijzonder van Twente vanaf 1598. Niet zo’n grote collectie dus, maar wel representatief naar verschillende periodes. Bijzondere kaarten zijn de Topografische kaart van Overijssel (1846), vervaardigd in opdracht van de Staten van Overijssel, de Rivierkaart van de IJssel met 22 kaartbladen (1840-1846), de eerste uitgave van de Waterstaatskaart (1884-1885), en diverse kaarten met plannen voor een kanaal naar Twente. De kaarten van de OBD zijn samen met een grote verzameling kaarten van Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek ontsloten via www.overijsselinkaart.nl


Het groene hart van Twente, de driehoek Borne-Delden-Hengelo. Fragment Historische atlas Overijssel (circa 1900)


Hetzelfde gebied ruim 50 jaar later (1957). Fragment Topografische kaarten van Nederland, 1955-1965


Weer 50 jaar later (1997) - snelwegen doorkruisen het gebied. Fragment ANWB Topografische atlas Overijssel

Wellicht interessanter, want gewoon voor iedereen te leen, zijn de (historische) atlassen in de collectie van de OBD. Naast alle edities van de Grote Provincie Atlas editie Overijssel, en de ANWB Topografische atlas Overijssel zijn onder meer de volgende atlassen beschikbaar:

Historische plattegronden van Nederlandse steden, deel 9: o.a. Deventer, de steden van Twente en de steden langs de Vecht
Doorgaande wegen in Nederland 16e-19e eeuw, een historische wegenatlas met veel verklarende teksten bij de kaarten
Hottinger Atlas 1773-1794, een bundeling van de bekende Hottinger kaarten die eind 18e eeuw door militaire ingenieurs zijn gemaakt.
Kuyper Gemeente-Atlas (1867)
Historische atlas Overijssel 1:25.000, atlas van de Chromotopografische kaart 1: 25 000 van rond 1900. Twee uitgaven (1990 en 2005)
Grote atlas van Nederland. 1930-1950, bevat oorspronkelijke kaarten en plattegronden uit genoemde periode. Bijzonder zijn de Duitse militaire kaarten uit de Tweede Wereldoorlog.
Topografische Dubbel atlas : Topographische atlas van het Koninkrijk der Nederlanden 1868 vergeleken met Topografie van het huidige Nederland op basis van de SmuldersKompas-cartografie
Topografische kaarten van Nederland, 1955-1965. Heel bijzonder, omdat de situatie wordt weergegeven zoals velen van ons die nog kennen vanuit hun jeugd, dus voor de aanleg van veel snelwegen en van veel nieuwbouwwijken.

maandag 23 november 2009

Gevelstenen in Zwolle door Marcel Overbeek



Een nog al specialistisch onderwerp, gevelstenen. Geen volksstammen die zich er mee bezighouden. Maar wanneer je begint te lezen in Gevelstenen in Zwolle, dan blijkt er nog heel wat aan het onderwerp vast te zitten. Bovendien is het geschreven door een collega van mij: Marcel Overbeek, die overigens al meer publicaties op zijn naam heeft staan. Dus besteed ik er graag even aandacht aan. Marcel schreef deze uitgave ter gelegenheid van Open Monumentendag 2009 in opdracht van de gemeente Zwolle. Die dag is weliswaar geweest, maar dat is geen bezwaar om het boekwerkje aan te schaffen of te lenen. De routes die langs de gevelstenen voeren staan op kaartjes aangegeven.

Er blijken gevelstenen in alle soorten en maten te bestaan, elke soort met een geheel eigen geschiedenis. Honderd Zwolse gevelstenen zijn door Marcel Overbeek gefotografeerd, soms vanuit zolderkamertjes. Een tijdlang moet hij met zijn hoofd schuin omhoog door Zwolle gefietst zijn op zoek naar fraaie exemplaren. Bij elke foto staat een tekst met de geschiedenis van de steen en allerlei achtergrondinformatie.

Marcel geeft op 1 december een lezing over dit onderwerp in het Stedelijk Museum in Zwolle.

Aanvulling
De ene collega schrijft een boek over gevelstenen, een andere collega blijkt al een hele fotostream op Flickr te hebben gezet met gevelstenen! (kijk bij reacties).

zondag 22 november 2009

Showroom Overijssel (2): Heeroom Osse van Beckum

In Wie-is-wie-in-Overijssel worden biografieën opgenomen van personen die van bijzondere betekenis zijn geweest vanwege prestaties die ze hebben verricht op welk terrein dan ook.
Niet aan bod komen dorps- en stadsfiguren, zonderlingen en andere opvallende personen, die we kennen van televisie-programma’s als Showroom of Joris' Showroom. Ze behoren wel tot de collectieve herinnering van veel mensen.



De in Losser geboren Christianus Egbertus (Chrisjaan) Osse (1865-1940), door de bevolking van Beckum uitsluitend aangesproken als Heeroom, was van 1907 tot zijn dood pastoor van dit dorp bij Hengelo. Hij werd al tijdens zijn leven een legendarische figuur vanwege zijn voor in zijn tijd a-typische optreden als pastoor. Hij kende geen onderscheid in rang en stand en ook niet in religie. Hij sprak gewoonlijk Twents en begon de mis met ‘Leu, goat zitten’. Preken deed hij uit de losse pols, waarbij hij tot ongenoegen van de aanwezigen ellenlange betogen vol vreemde kronkels in het verhaal hield, zodat aan het eind niemand er nog wat van snapte. In de oogsttijd hield hij het met opzet wel kort. Ook doorspekte hij zijn preken met zijn eigen mening en kwamen zaken ter sprake die door zijn ambtsgenoten nooit in een preek verwerkt zouden worden. Toen hij eens bekeurd was door een jachtopziener wegens stropen, vroeg hij tijdens de preek: ‘Wat is een jachtopziener? Jachtopzieners schieten hazen en konijnen en daarbij ook bokken’.

Ongewoon en excentriek
Pastoor Osse viel op door zijn verschijning en door zijn voor een pastoor ongewone doen en laten. Franciscus van Assisi was zijn grote voorbeeld: hij leefde sober, kleding en uiterlijk vertoon interesseerden hem weinig. Zo liep hij tijdens een processie in Kevelaer zeer opvallend met een groot gat in zijn kous onder zijn kuitbroek. Hij begreep niet waarom men zich daar druk over maakte.
Jagen, stropen en vissen waren zijn grote hobby’s en hij deed dat vaak in gezelschap van dorpsgenoten maar ook jaagde hij met de Van Heeks en andere Twentse notabelen met wie hij ook goed overweg kon. Hij vroeg graag mensen te eten als hij weer wild geschoten had. Pastoor Osse was een voorstander van algemeen openbaar onderwijs voor iedere gezindte en met de onderwijzers in het vrijwel geheel katholieke dorp boterde het niet altijd. Na een wild-diner met hen vroeg hij of ze wisten wat ze gegeten hadden. Het was toch haas? Bijna goed: het was dakhaas (kat) en hij toonde zijn gasten een kattenvel. Niemand weet of hij het vel van een overleden kat had getoond - het opzetten van dieren was ook één van zijn hobby’s – of dat er echt kat op het menu had gestaan.
Trouwens bij speciale gelegenheden kookten niet zijn huishoudsters maar hijzelf, ook ongewoon voor een pastoor. Wat ook ongewoon was dat hij zelf op het dak klom om het te repareren en zelf zijn vee verzorgde. Hij liep vaker met laarzen aan dan met schoenen.

Hij reisde graag, niet alleen naar Rome maar ook was hij in Amerika, een land dat hij bewonderde ‘omdat iedereen van welke rang of stand ook, gelijk was. Heel anders dan hier in Nederland’. Over die reizen en wat hij beleefd had kon hij nog jaren vertellen tijdens zijn preken.

De oude kerk van Beckum moest vervangen worden en pastoor Osse had een plan gemaakt voor een nieuwe kerk met de hoogste toren van Twente. Het plan werd afgewezen. Toch hield hij een collecte met de volgende woorden: ‘Leu ’t geet zo niet langer, as ’t dak (van de oude kerk) noar beneden pleert, dan goat d’r dreehonderd boeren dood en moar eenen pastoor’. Overigens bij collectes keek hij altijd de andere kant op. Hij hoefde niet te zien wat men gaf. Hij vond dat de kerk wel op een andere manier aan geld kon komen: zo verkocht hij zelf het fruit uit zijn boomgaard ten behoeve van de kerk. Maar hij laste wel een collecte in voor iemand uit het dorp die door omstandigheden in financiële nood was – hij keek dan goed wat men gaf en wanneer het volgens hem niet genoeg was, kwam hij nog een keer langs.

Zoals gezegd, van verzuiling moest Heeroom Osse niets hebben. In de herfst stond een bord in de tuin van de pastorie: te koop appels en peren, ook voor gereformeerden.



Geheime hobby
Pastoor Osse had één hobby, waarvan slechts intimi op de hoogte waren: schrijven. Hij schreef hele verhandelingen over taal en ontwikkelde een taalmethode om zijn geheel zelf ontwikkelde theorie over het leren van taal in praktijk te brengen. Het was een onbegrijpelijke theorie die er grofweg op neer kwam: leer kinderen op jonge leeftijd Latijn te spreken en met behulp van speciaal door hem ontwikkelde lesmethoden kunnen ze gemakkelijk meer vreemde talen leren. Hij heeft de methode ook toegepast en een aantal kinderen bijles gegeven. Sommigen van hen konden later vele talen spreken. De theorie was gebaseerd op klankleer en ging uit van de overeenkomsten tussen talen. Hij kon zijn ideeën echter niet op een begrijpelijke manier ordenen en op schrift stellen. Zijn boekje Eén Menschentaal, dat hij onder pseudoniem schreef, beleefde verschillende gewijzigde drukken maar raakte hij aan de straatstenen niet kwijt. Schrijver en hoogleraar Anton van Duinkerken, één van de velen die het boekje toegezonden kreeg, schreef na het lezen ervan: ‘Gewone mensen proberen van hun eigenaardigheden af te komen, maar pastoor Osse van Beckum conserveert ze voor het nageslacht’. In 1937 vertrok de auteur Osse met zijn leerlinge Anneke Scholten, die het boekje in het Italiaans zou vertalen, naar Rome. Tevergeefs, de kerkelijke autoriteiten wezen ‘Una e la lingua humana’ volstrekt af. Een grote teleurstelling voor de Beckumse pastoor. Na zijn dood werden grote stapels nog ingepakte exemplaren van ‘Eén Menschentaal’ gevonden. Ze werden verbrand in de pastorietuin.

Over weinigen zijn zoveel anekdotes bekend dan over pastoor Osse, toch was hij volgens biograaf Rinus Scholten geen lolbroek of grappenmaker. Hij was een rustig en sociaal-voelend man met droge humor. Wie nieuwsgierig is naar meer anekdotes en verhalen over Heeroom Osse moet Heerom Osse van Beckum, het levensverhaal van een legendarische dorpspastoor van Rinus Scholten lezen.

donderdag 19 november 2009

Steenwijk vestingstad



Drie jaar geleden werden er plannen gesmeed om ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Historische Vereniging Steenwijk een boek uit te geven. Het moest een standaardwerk over de geschiedenis van Steenwijk en omgeving worden, want dat was er nog niet. Natuurlijk was er al veel geschreven over Steenwijk door A. Smit, H. Bruinenberg, G.M. Laar en vele anderen. Maar een eigentijds standaardwerk over de 'volledige' geschiedenis van Steenwijk en Steenwijkerwold ontbrak.
In de afgelopen 25 jaar vormde het tijdschrift Historische Mededelingen van de Historische Vereniging Steenwijk een podium voor auteurs, waarbij de kwaliteit van de artikelen opviel – gedegen werk vaak, geen ‘wee’j nog?’ verhalen soms zoals in andere heemkundetijdschriften, hoewel daar natuurlijk ook liefhebbers voor zijn. Een aantal van deze auteurs hebben meegewerkt aan het boek, evenals enkele gastauteurs van buiten Steenwijk.

Er is dus niet voor gekozen om aan één historicus de klus toe te vertrouwen en dat heeft voor- en nadelen. Voordeel is dat voor elk hoofdstuk van Steenwijk vestingstad specialisten zijn aangetrokken, nadelen zijn: minder samenhang tussen de hoofdstukken en vooral onevenwichtigheid in de lengte van de bijdragen. Zo krijgt de Franse tijd heel veel aandacht evenals de onderwerpen ‘Steenwijk in de literatuur’ en ‘Steenwijker muziekleven’. Wat wel bijdraagt aan een predikaat ‘standaardwerk’ is het grote aantal noten en literatuurverwijzingen. Ook is door J.D. van der Tuin een lexicon samengesteld, eigenlijk een beknopte encyclopedie van Steenwijk, die het boek als naslagwerk zeer bruikbaar maakt.

dinsdag 17 november 2009

Overijsselaars op reis (11): Henk Boom

Henk Boom, geboren te Almelo (1945) werd in 1964, na het Erasmus Lyceum te hebben doorlopen, leerling-journalist bij het Dagblad van het Oosten, waar hij het vak leerde van onder meer zijn chef Gerard Vloedbeld, de ‘stadshistoricus’ van Almelo. Op de kleine redactie was veelzijdigheid troef en zo had hij een groot aantal rubrieken in zijn ‘pakket’.
In de jaren zeventig specialiseerde hij zich en werd hij kunstredacteur bij de Tubantia in Enschede en wat later popjournalist. Interviews met Mick Jagger, Lou Reed, Stevie Wonder. Joan Baez en vele anderen, waarvoor hij naar vele Europese en Amerikaanse steden reisde, schreef hij op zijn naam. Dat begint er op te lijken zou je zeggen. Maar hij kreeg er genoeg van, het was te oppervlakkig allemaal – het werd routine. In zijn boek De Grens, bericht van de reiziger schrijft hij: ‘Ik bereikte de grens van mijn horizon. Toen dat was gebeurd, wilde ik alleen nog maar reizen ter wille van het reizen. Ik wilde de wereld zien. De echte wereld. Ik zegde mijn baan op, verwisselde de onzekerheid van de zekerheid voor de zekerheid van de onzekerheid, onttrok me aan de geldende patronen thuis en ruilde tradities, regels en cultuur in voor de zucht naar het onbekende’.



Zijn reis begon hij in 1979 en duurt nog steeds voort. Met als bagage een kleine typemachine legde hij de eerste twee jaar 30.000 kilometer af, voornamelijk in Latijns-Amerika. Midden jaren tachtig werd hij freelance-correspondent in Madrid en ging daar ook wonen. Hij schrijft voor het Financiële Dagblad en De Tijd (België) en voor een groot aantal andere kranten en tijdschriften en doet ook werk voor de radio. Met Madrid als thuisbasis bleef hij reizen, niet op de luxe manier zoals tegenwoordig in allerlei reisprogramma’s normaal is; het gaat erom de cultuur en het dagelijks leven te proeven en daar over te schrijven. In het al genoemde De Grens zijn een aantal reisverhalen gebundeld, die over ‘de romantiek van het reizen’ gaan. Een ander boek getiteld 1506 gaat over een gefingeerde reis door Europa in dat jaar, waarin de hoofdpersoon Machiavelli, da Vinci, Erasmus en Jeroen Bosch, allen tijdgenoten, ontmoet en interviewt. Een bijzonder boek. Ook schreef Henk Boom een boek over de staatsgreep in Suriname (1982), waarvan hij getuige was en schreef hij reisgidsen over Spanje en Mexico. En sinds een paar jaar geeft hij aan het onvolprezen De Roskam, Onafhankelijk weekblad voor Twente, een internationaal tintje met zijn tweewekelijkse bijdragen over Spanje, reizen, kunst en cultuur, maar ook over (zijn herinneringen aan) Twente, waar hij sinds kort (toch weer) een vakantiehuis in Reutum bezit, waardoor hij en zijn vrouw ’s zomers de hitte van Madrid kunnen ontvluchten.


Foto: Henk Boom onthult het monument voor Gerard Monnink en Toon Damhuis

Hoe kom ik trouwens bij Henk Boom? In de Overijssel Collectie van de OBD bevindt zich nog een hoeveelheid geluidscassettes. Grasduinend, kwam ik een viertal cassettes tegen met een briefje waarop stond ‘reisverslag Henk Boom augustus 1982’. De cassettes bevatten allerlei interviews. Toen begon er wat te dagen. Ik heb de Tubantia van dat jaar erbij gepakt en inderdaad: de kranten in de maand augustus bevatten dagelijks een aflevering van de serie Van Boom tot Boom. Henk Boom maakte in omgekeerde volgorde de reis per koets van Zwolle naar Enschede, die zijn bijna naamgenoot Harm Boom maakte in 1846 en waarvan het verslag te lezen is in zijn later veel geciteerde boek Mijne Reisportefeuille of Omzwervingen door Overijssel in het najaar van 1846.
Henk Boom was er speciaal voor uit Latijns Amerika gekomen om deze reis van drie weken per koets te maken, welke veel belangstelling trok. Hij werd ontvangen door burgemeesters, feesten werden aangericht, erebogen opgericht, volksgebruiken uit het stof gehaald en overal moesten kruidenbitters en oude jenevers worden gedronken. In Zwolle aangekomen overhandigde hij aan de commissaris van de koningin een brief namens de Twentenaren waarin duidelijk gemaakt werd dat Twente nu lang genoeg gewacht had op onafhankelijkheid.
Persoonlijk vond ik het prachtig nog eens terug te lezen hoe Henk Boom onder aan de Oldenzaalse Bult een houten plaquette onthulde voor de legendarische wereldfietsers Gerard Monnink en Toon Damhuis, die in de jaren dertig naar Palestina fietsten en die uiteraard zeer verguld waren met hun monument.

Henk Boom is onder meer te volgen via zijn weblog.

maandag 16 november 2009

Dagboeken van Jacob en Adriaan Keller


Deze blogpost valt niet onder Transisalania. Toch wil ik graag aandacht besteden aan het weblog van Grietje Keller dat gewijd is aan de dagboeken van haar grootvader en overgrootvader: de Dagboeken van Jacob en Adriaan Keller.

Onder de nieuwe websites op het gebied van erfgoed, geschiedenis etc. valt deze op. Wanneer één of meer instellingen op dit terrein besluiten om een nieuwe website te maken moet er eerst een heel traject worden afgelegd: formuleren van eisen, maken van ontwerpen, begrotingen, inventarisatie, evaluatie, implementatie etc. Deze website/ dit weblog is een mooi staaltje van particulier initiatief. Grietje Keller is gewoon begonnen de dagboeken van haar grootvaders op internet te zetten. Ze weet nog niet hoelang ze ermee doorgaat – wij hopen zo lang mogelijk – en intussen ontstaat er een zeer originele website met geschiedenis van het dagelijks leven.

Jacob Keller (1872-1956) was eigenaar van de boerderij De Nieuwe Beer bij Dordrecht en hield wekelijks een dagboek bij, dat hij zelf landbouwdagboek noemde. Maar de dagboeken bevatten veel meer dan informatie over hoe de gewassen erbij stonden en over het weer: ook gebeurtenissen in de familie, zaken die in de buurt speelden en de gebeurtenissen op het wereldtoneel zijn onderwerp van zijn schrijfsels. De traditie van het bijhouden van een wekelijks dagboek werd voortgezet door zijn zoon Adriaan Keller (1906-1968).

Kleindochter Grietje Keller, tot voor enkele jaren documentairemaker en cameravrouw van beroep en tegenwoordig beeldarchivaris bij Aletta, instituut voor Vrouwengeschiedenis, had natuurlijk de dagboeken kunnen overtypen en in boekvorm uit kunnen geven. Er zouden in de buurt van Dordrecht vast wel een paar honderd exemplaren van verkocht zijn. Nu ze de dagboekfragmenten op het weblog plaatst zijn ze voor een grote groep beschikbaar. Ze wil het voor zichzelf nog wel een beetje leuk houden, dus ‘digitaliseert’ ze de dagboeken niet chronologisch, maar pikt er her en der fragmenten uit, soms gekoppeld aan de actualiteit (Mexicaanse/Spaanse griep).
Op de website staan de fragmenten overigens wel chronologisch, zodat je niet kunt zien welke als laatste geplaatst zijn. Om te voorkomen dat je steeds alles weer langs moet gaan voor eventuele nieuwe bijdragen heeft ze een twitter-pagina aangemaakt waarop de aanvullingen vermeld worden.

De Digitale Archivaris noemde het al ‘een schitterend document en een heel mooi voorbeeld van hoe particulieren historische documenten beschikbaar kunnen stellen’. Ik sluit me daar geheel bij aan.

zaterdag 14 november 2009

Helligen Hendrik - Sinterklaas



Vanmiddag vastgezeten in Hengelo – was even vergeten dat Sinterklaas zijn intocht hield. Voor TV-Oost presentator Bert Eeftink alias Helligen Hendrik zou het een goede reden zijn om zich stevig over op te winden, zoals hij al eens eerder deed.

woensdag 11 november 2009

Zwolle en Deventer nu ook in Streetview



Een dertigtal steden zijn aan Streetview toegevoegd. Ook de Overijsselse steden Deventer en Zwolle, althans gedeeltelijk. Je kunt nu wandelen door de straten van Zwolle-Zuid en Deventer-West, inclusief de binnenstad. De beroemde streetview-car heeft ook de weg tussen Zwolle en Deventer en een aantal zijwegen bereden.

Werkwijze: ga naar Google Maps, toets bijvoorbeeld in ‘IJsselkade Deventer’, sleep het gele poppetje naar de gezochte plek – de straten die in beeld gebracht zijn lichten blauw op. Daar waar het poppetje naar toe gesleept wordt verschijnt een foto. Daarna is het een kwestie van navigeren.

Kijk ook hier voor verdere uitleg.

dinsdag 10 november 2009

Zich met de publique zaaken bemoeien van J.C. Streng



‘Macht is het vermogen of het middel om anderen zijn wil op te leggen, ook als deze niet wil meewerken’. Eeuwenlang was de verdeling en rechtvaardiging van macht onderwerp van debat. Daarbij speelde de indeling van Aristoteles in democratie, aristocratie en monarchie tot in het Oude Bewind een belangrijke rol. Maar deze indeling werd doorkruist door een beroep op oude rechten en privileges. Terwijl ook noties over paternalisme en charisma, over representatie door presentatie en representatie door afvaardiging de discussie er niet eenvoudiger op maakte. Een debat waaraan ook de Overijsselse predikanten met dichtwerk of preek een bijdrage leverden. Het Oude Bewind werd afgesloten met de hoogoplopende strijd tussen orangisten en patriotten. Daarbij draaide het in essentie om de vraag of de stadhouder, aristocraten en regenten, de bezitters van de neergaande macht, ruimte wensten te geven aan representanten van de omhooggaande macht, de burgers.’

Tot zover de flaptekst van dit boek van Jean Streng, die hoewel er met begrippen gesmeten wordt, toch wel goed beschrijft waar het boek over gaat – namelijk over welke machten in het staatkundig bestel voorafgaande aan de Franse revolutie in Overijssel ‘om de macht streden’, maar ook welke middelen deze machten aanwendden ten gunste van hun eigen zaak en over hoe er gecommuniceerd werd en hoe er op elkaar gereageerd werd.

Bekende dichters als Arnold Moonen en Joannes Vollenhove voorzagen in hun levensonderhoud met lofzangen op drosten, edelen en andere aristocraten. Een jurist als Jan Willem Racer, verzamelaar van authentieke juridische handschriften en charters, schreef zijn juridische stukken, zoals vervat in zijn Overijsselsche Gedenkstukken, net zo gemakkelijk ten dienste van de almachtige graven van Almelo als ten dienste van de niet-stemhebbende steden in Twente. Als jurist verdiende hij er gewoon zijn brood mee, zoals een moderne topadvocaat, het maakte hem niet uit aan wie hij zijn diensten aanbood. Zo worden in dit boek veel Overijsselse auteurs (Rabo Herman Schele, Gerhard Dumbar sr., Henricus Brumanus, J.W. Racer etc.), predikanten en dichters uit de 17e en 18e eeuw en hun werken in een context geplaatst – zeer verhelderend. De verreweg grootste groep inwoners van Overijssel, het ‘gewone volk’, de door Aristoteles al buitengesloten ‘vierde categorie’ kende in het Ancien Regime geen pleitbezorgers. De ‘eerste democraat van Nederland’, Joan Derk van de Capellen tot den Pol, vond het volk ‘over het algemeen dom’ en de dichter Rhijnvis Feith vond dat de ‘reeds minder behoeftige maar tevreden moest zijn met zijn lot en getrouw zijn plichten en betrekkingen moest vervullen’.
Het boek bevat uitgebreide literatuurverwijzingen en een personenregister.

Zich met de publique zaaken bemoeien is het vierde en laatste deel van de reeks ‘Intellectueel Overijssel’. Eerder verscheen Het schoonste gezicht van de wereldt (overpeinzingen van schrijvers en dichters over het Overijssels landschap tussen renaissance en romantiek), Kweekster van verstand en hart (over de boekcultuur en leescultuur in Overijssel tussen 1650 en 1850) en Tot welstand van ’t gemenebest (over het Latijnse onderwijs en de humanistische cultuur in Overijssel tijdens het Oude Bewind).

zondag 8 november 2009

Muziek uit het oosten (22): Herman Finkers - Vinger in de bips

Een speciale rubriek – voor de liefhebbers van muziek. Van alles wat – in ’t Engels of in ’t plat. Goud en oud, nieuw of fout.


Vinger in de bips is de titelsong van de eerste LP van Herman Finkers, die verscheen in een tijd (1980) waarin hij weliswaar al bekend was in Almelo en directe omgeving (Aadorp, Mariaparochie), maar voorstellingen nog regelmatig afgelast werden 'wegens ziekte van de toeschouwer’.

‘Register van de dag van Gister’ in bibliotheken



In het Register van de dag van Gister vertellen senioren via het Verhalenkabinet, een zeer toegankelijk, rondreizend mediameubel, hun persoonlijke verhalen. Op de bijbehorende website ontdekken de deelnemers nieuwe verhalen, waarop zij kunnen reageren.
Register van de dag van Gister ontleent zijn titel aan een hoofdstuk uit Douwe Draaisma’s boek over de werking van het geheugen: Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt.

In samenwerking met docenten ontwikkelden Kunstgebouw en Cultureel Erfgoed Noord-Holland een educatief programma rondom Register van de Dag van Gister. In het educatief programma ontmoeten senioren en jongeren elkaar en maken zij kennis met elkaars verleden, heden en toekomst.
De jongeren en de senioren werken toe naar een gezamenlijk eindproduct: een digitaal foto-essay met voice over. Het verhaal van de senior staat daarbij centraal.

Vanaf oktober 2009 staat het Verhalenkabinet in bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland en in de regio Eemland. Waarom de bibliotheek bij uitstek een verzamelplek van verhalen is wordt uitgelegd op de website van ProBiblio.

Alle verhalen en beeldmateriaal zijn beschikbaar gemaakt onder een Creative Commons licentie.

dinsdag 3 november 2009

Schokland verlaten


Een standaardwerk is volgens de Van Dale ‘een werk waaraan blijvend gezag wordt toegekend’. Heel wat standaardwerken zijn al weer vervangen door nieuwe standaardwerken, maar dat zal met Schokland verlaten niet gebeuren. De auteurs Bruno Klappe & Wim Veer reconstrueerden een unieke gebeurtenis: de ontruiming op last van de Rijksoverheid van het eiland Schokland in 1859. Een kleine 700 bewoners braken hun huizen af en bouwden ze weer op (of kochten of huurden een nieuw huis) op het vasteland. De meesten vertrokken naar Kampen, waar een nieuwe wijk in Brunnepe werd gebouwd, maar ook in andere plaatsen in Noordwest-Overijssel ontstonden Schokker wijken. De paar wevers die Schokland rijk was vertrokken naar Nijverdal waar werk genoeg was voor hen. Schokland behoorde tot 1806 gedeeltelijk tot Noord-Holland (het noordelijke – katholieke - Emmeloord) en gedeeltelijk tot Overijssel (het zuidelijke – hervormde - Ens met de kernen Zuiderbuurt en Middelbuurt). Vanaf 1806 behoorde Schokland tot Overijssel, totdat de provincie Flevoland een feit werd.



In de jaren veertig van de 19e eeuw was Schokland de armste gemeente van Nederland. Het drassige eiland, dat grotendeels bestond uit modder en waar geen bomen groeiden, kende maar één middel van bestaan: de visserij. En als het met de visvangst tegenzat waren de Schokkers afhankelijk van inzamelingsacties, die in de Kamper Courant en andere, ook landelijke kranten, aangekondigd werden. Het was verschrikkelijk afzien voor de bewoners, vooral tijdens de winter en tijdens stormen die het eiland teisterden – er was geen enkele beschutting. Een pastoor liet zijn superieur weten: ‘hier ellendig en eeuwig ellendig, och hoe rampzalig. Ik heb het onaangename van deze standplaats wel gevoeld, zoals al mijn voorgangers, omdat bijna ieder van hen gezocht heeft zo spoedig mogelijk van hier weg te komen’. Toch was het niet allen kommer en kwel: waar men in de grote steden in kelderwoningen wegkwijnde, hadden de Schokkers gezonde buitenlucht en een overvloed aan verse vis als voedsel.
De auteurs van Schokland verlaten beschrijven nauwgezet van maand tot maand, aan de hand van alle archiefstukken, waaronder veel briefwisselingen, hoe de plannen tot de ontruiming vorm kregen. Alles wat er maar aan informatie voorhanden is over de ontruiming zelf, de personen, de vergoedingen die men kreeg, waar men terechtkwam is door de auteurs gepubliceerd in een groot formaat boek, met vele illustraties, 320 pagina’s dik. Zelfs alle beschikbare foto’s en bidprentjes van ‘geboren’ Schokkers zijn afgebeeld. Een compleet standaardwerk dus over dit specifieke onderwerp.
Iedereen met de naam Botter, Diender, Corjanus, Karel, Klappe, Konter en Toeter vindt informatie over zijn of haar voorouders in dit boek. Voor alle historisch geïnteresseerden zou het mooi uitgegeven boekwerk een aanwinst voor de boekenkast kunnen zijn.



Voor meer geschiedenis van Schokland zie de website van VPRO Geschiedenis.

zondag 1 november 2009

'Showroom' Overijssel: Willem van Laar alias Koperen Ko uit Almelo

In Wie-is-wie-in-Overijssel worden biografieën opgenomen van personen die van bijzondere betekenis zijn geweest vanwege prestaties die ze hebben verricht op welk terrein dan ook.
Niet aan bod komen dorps- en stadsfiguren, zonderlingen en andere opvallende personen, die we kennen van televisie-programma’s als Showroom of Joris' Showroom. Ze behoren wel tot de collectieve herinnering van veel mensen.



Willem van Laar werd geboren op 17 februari 1922 in Almelo en werd vernoemd naar zijn vader Willem, die accordeonist en pianostemmer was en ook regelmatig met zijn zoons in het centrum van Almelo muziek maakte. Eén zoon haakte af, maar de jonge Willem bleef met zijn vader optreden. Later hadden ze beiden een eigen werkterrein, vader trad op in de stad en de zoon op het platteland. De ‘ouwe’ Willem overleed op 61-jarige leeftijd. De oorlog kwam, de jonge Willem leerde zijn vrouw kennen in Emmercompascuum, betrok een huis in Almelo in de Mendes da Costastraat en werkte na de oorlog ‘met de schop’ bij de sociale werkvoorziening. Zijn droom was echter zelfstandig muzikant te worden en, hoewel het geen vetpot werd, dat lukte. In het begin reed hij rond met een bakfiets met elektrisch orgel, vanaf begin jaren 60, nadat hij met zijn bakfiets het kanaal in was gefietst, trad hij op in zijn vaste outfit als Koperen Ko met accordeon, een trommel met bekkens op zijn rug met een touw aan zijn been verbonden, witte overall en koperen punthoed met bellen en zocht hij de plekken op waar volk was. Gevraagd en ongevraagd verscheen hij bij huizen, waar iemand 50 was geworden of waar een ander heuglijk feit had plaatsgevonden. Zijn werkterrein werd steeds groter. Op het station besliste hij vaak pas welke stad hij eens met een bezoek zou vereren. Geld voor het treinkaartje verdiende hij door in de trein op te treden. Koperen Ko dronk graag een borrel (en nog een paar) en had daarbij geen last van het feit dat hij vrijwel al zijn tanden en kiezen miste.



Hij kende drie nummers, waarvan één met zang, die hij telkens opnieuw ten gehore bracht. Zag hij iemand van de kerk aan komen lopen (Willem was aanvankelijk baptist, later gereformeerd) zong hij een geestelijk lied en ving zo wat extra’s in zijn centenbakje. De meningen over Koperen Ko waren verdeeld, zo blijkt in Herinneringen aan Koperen Ko en zijn plastiek. Sommigen zagen hem liever gaan dan komen, met name middenstanders en hun medewerkers. Winkeliers stuurden, wanneer zij zagen dat Koperen Ko in aantocht was iemand op hem af met een gulden, opdat hij niet voor hun deur ging spelen. Aan de andere kant hebben veel buurtbewoners plezierige herinneringen aan de man die gezelligheid in de buurt bracht.

Koperen Ko, die in Almelo meer bekend was onder de naam ‘Pille’ van Laar, kreeg in 1965 landelijke bekendheid, toen hij één van de hoofdpersonen werd in de film Op de bodem van de hemel van cineast Jan Vrijman en cameraman Ed van der Elsken. Vrijman en vander Elsken logeerden ten tijde van de opnames bij Willem van Laar – zij sliepen onder de tafel – en vergezelden hem bij zijn optredens. Vaak wordt beweerd dat Nikkelen Nelis, de creatie van Wim Sonneveld, is gebaseerd op de Almelose Koperen Ko, maar dat is niet zo. Nikkelen Nelis werd geschreven in 1964, de film was uit 1965. Een andere Koperen Ko stond model.

Enkele citaten uit het genoemde ‘Herinneringen aan Koperen Ko’:
- ‘Hij zette regelmatig zijn orgel buiten en deed dan net of hij speelde, maar in werkelijkheid was het een bandje. Zijn flesjes bier stonden dan onderin het orgel en hij zette de hele buurt op stelten’.
- ‘De middenstand van Almelo was niet zo blij met hem. Hij stapte overal zomaar naar binnen met zijn snoertje voor het stopcontact’.
- ‘Koperen Ko kwam regelmatig bij het kantoor van de Twentsche Courant. Hij wilde dan een krant hebben en dat verzoek ging dan gepaard met een hoop kabaal. Hij kwam nooit zonder muziekinstrument, zelfs niet toen hij al in een rolstoel zat. Hij kwam dan binnensmonds mompelend met een redelijke kegel op, vroeg in de morgen. Hij speelde dan wat en dat was zijn betaling voor de krant’.

Willem van Laar, alias Koperen Ko overleed op 11 januari 1993 op 70-jarige leeftijd.
Midden jaren negentig werd een Stichting Koperen Ko opgericht om geld bijeen te brengen voor een monument. Het beeld kwam er in 1996. Het bestond uit een granieten betonblok en een metershoog stuk staal, waaraan belletjes waren bevestigd – niet erg gelijkend dus. Toch wist de zoon van Koperen Ko nog beleefdheid op te brengen. Hij riep: ‘Het is precies mien va’!